Andrew Murray

Andrew Murray (1828-1917), een Zuid-Afrikaanse predikant met Schotse wortels, was een boeiende persoonlijkheid. Hij was een van de leiders van de opwekkingsbeweging in Zuid-Afrika en is van grote betekenis geweest voor de zending en evangelisatie in zijn land.

Wij hebben de volgende twee boeken van Andrew Murray in de aanbieding:

2008 Geworteld in Zijn liefde - schitterende biografie over Andrew Murray - 419 pag.
2015 Gelijk Jezus - Een onderzoek naar de heiligingsleer van Andrew Murray - 186 pag.
Beiden boeken voor voor slechts € 12,50, excl. verzendkosten.

We hebben de beschikking gekregen over een restpartij, die we u heel scherp kunnen aanbieden.
Beide boeken zijn te bestellen via:
Boekhandel Geestelijke Groei: geestelijkegroei@solcon.nl  of 0184-447449

De biografie

Andrew Murray (1828-1917), een Zuid-Afrikaanse predikant met Schotse wortels, was een boeiende persoonlijkheid. Hij was een van de leiders van de opwekkingsbeweging in Zuid-Afrika en is van grote betekenis geweest voor de zending en evangelisatie in zijn land. In deze biografie komt naar voren wat het geheim was van zijn geloofsleven en hoe hij op vele terreinen zijn bijbelse visie in praktijk bracht. Murray is voornamelijk bekend geworden vanwege zijn visie op de heiliging. In zijn theologie komen verschillende lijnen samen: het Schotse en het Nederlandse calvinisme, terwijl hij ook grote waardering had voor mystieke auteurs. Zijn leven is een getuigenis van de wonderen van de Allerhoogste. L.J. van Valen schreef een aantal boeken over opwekkingsbewegingen in het verleden en biografieën van bekende geestelijke leiders in de Angelsaksische wereld, zoals George Whitefield, Thomas Boston en Robert Murray M'Cheyne.

RECENSIE van de biografie door dr. Klaas van der Zwaag
Het gematigde calvinisme zoals dat bij Spurgeon functioneerde, komen we ook tegen bij de Zuid-Afrikaanse predikant Andrew Murray (1828-1917), over wie de kerkhistorisch publicist L.J. van Valen een toegankelijke biografie schreef. Murray ondervond in Zuid-Afrika kritiek van een Nederlands georiënteerde orthodoxie die vond dat hij te weinig de soevereiniteit van God en de verkiezing benadrukte en feitelijk arminiaans was. Hier wreekte zich volgens Van Valen een conflict tussen de gereformeerde orthodoxie en de Schotse opwekkingsbeweging in welke traditie Murray stond. De Schotse stroming kenmerkte zich volgens Van Valen door een mild calvinisme, met veel aandacht voor opwekking en een onvoorwaardelijk aanbod van genade. Murray legde inderdaad meer de nadruk op de vrije wil. Hij stond echter wel achter de calvinistische leer van de uitverkiezing, maar vond het niet nodig om deze leer aan ongelovigen te preken. Van Valen merkt op dat in de Engelse traditie, waarin Murray zich bevond, een vloeiende lijn is geweest vanuit het puritanisme naar de opwekkingsbeweging, waartoe ook het methodisme behoorde.

Kenmerkend voor de bediening van Spurgeon en Murray is het verlangen naar opwekking. Er waren tekenen van opwekking in hun tijd, maar er was tegelijkertijd een verlangen naar méér. Volgens Spurgeon was de échte geestelijke opwekking nog aanstaande, bij al het goede dat hij had meegemaakt. Hij was niet tevreden met de revival die zijn gemeente had meegemaakt. Hij schreef: 'Wanneer zal er een grotere zegen komen? Hoe kunnen wij haar verkrijgen? Wanneer zullen we de grote massa van de goddelozen onder de indruk krijgen?' Dat zien we ook bij Murray. Hij was intens betrokken bij de nieuwe initiatieven op het gebied van de (wereld)zending. De kerk zou de hele wereld moeten bereiken met het evangelie!

Heiliging
Een belangrijk aspect van Murrays denken betrof het vraagstuk van de heiliging. Murray miste in de eerste jaren van zijn predikantschap de kracht om in heiliging toe te nemen. Hij verdiepte zich in werken over de praktijk van een heilig leven. Veel waardering had hij voor het boek van de evangelische puritein Walter Marshall over de evangelische heiligmaking. Marshall benadrukte daarin dat de heiliging in de eerste plaats een zaak is van geloof en dat groeien in de genade alleen kan worden verkregen vanuit de geloofsvereniging met Christus. Hiermee is de kern van Murrays visie gegeven. Bij hem stonden de rechtvaardiging en het geloof centraal, maar tegelijkertijd is er méér dan dat te krijgen. Dat `meer' wil niet zeggen dat het eerste niet genoeg was, integendeel. Cruciaal is voor Murray de rechtvaardiging door het geloof en de vergeving der zonden. Tegelijkertijd verlangde hij ook naar de kracht om het inwonende verderf te boven te komen. Murray voelde in zijn bediening dat hij geen kracht had tot de dienst in Gods koninkrijk.

Hij dacht na over de doop van de Geest. Hij vatte die op als het vervuld worden met de Heilige Geest, die immers in de gelovige woont. Murray mediteerde eens over Gl.5:25: 'Indien wij door de Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen. Murray constateerde dat veel christenen nog onder de maat leefden. Hij benadrukt de algehele overgave, de krachtige tegenwoordigheid van de Geest. 'Velen van Gods kinderen kennen weinig meer dan een leven van "eindeloos dalen en rijzen". Waar is de kracht van de Geest? En hoe is het met predikanten, professoren en studenten? De belijdenis over de Heilige Geest is rechtzinnig, maar waar is de kracht?'

Murray is met het offer van Jezus voldaan, maar weet tevens dat de openbaring van de overvloedige rijkdom van zijn genade 'oneindig voller en heerlijker kan zijn’. Het gaat om een verdieping die op de eerste bekering volgt. Volgens Murray was het mogelijk om tot een leven in onafgebroken gemeenschap met God in Christus te komen. Evenals Spurgeon beklemtoonde Murray de waarde van het gebed. Zonder gebed geen opwekking. Murray belegde gebedsbijeenkomsten, ook speciale diensten voor degenen die God nog niet kenden. Murray: 'Er kan geen sprake zijn van een hoger en dieper geestelijk leven zonder gebed. Het ontbreken van gebedskracht maakt de christen en de kerk weerloos.

Heiligingstheoloog
Murray was geen pinkstertheoloog, noch een echte calvinist. Hij stelde dat de Geest van Pinksteren ook in de huidige kerk werkzaam kan zijn en dat de bijzondere gaven, zoals gebedsgenezing, niet beperkt mogen worden tot de vroegchristelijke kerk, zoals onder meer Calvijn had beweerd. 'In de kerk behoort het alle dag pinkstertijd te zijn. Prof. J.W. Maris omschrijft Murray zo: 'een gereformeerde Zuid-Afrikaan als heiligingstheoloog'. Van Valen ziet Murray ondanks zijn sterke nadruk op Pinksteren niet als een directe voorloper van de pinksterbeweging; wel had hij invloed op deze beweging. Het is te gemakkelijk om Murray te beschuldigen van ongereformeerd denken, zoals dr. P. de Vries doet in een bespreking van Van Valens boek. Hij plaatst het enthousiasme van Van Valen voor Murray in het kader van de `sluipende relativering van de gereformeerde belijdenis' en stelt daartegenover de lovende woorden van Heidelbergse Kohlbrugge over de Heidelbergse Catechismus, een gereformeerd belijdenisgeschrift uit de zeventiende eeuw. Maar ook Van Valen erkent dat Murray voor deze gereformeerde confessies weinig oog heeft. `Murray heeft weinig oog gehad voor de geestelijke rijkdom die de reformatorische belijdenisgeschriften van zijn kerk bevatten, vooral de Heidelbergse Catechismus; schrijft hij letterlijk. Het gevaar is wel bij Murray dat de Geest losgemaakt wordt van het Woord. Bij Murray is er een duidelijke meerwaarde van de ervaring. Dat verklaart Murrays waardering voor de mystiek, het innerlijke werk van de Heilige Geest. De innerlijke Christus, de Christus in ons, krijgt een meerwaarde ten opzichte van de Christus buiten ons. Op dit punt heeft Van Valen ook zijn (voorzichtige) kritiek.

Bron: Ellips – juli 2010 (Een gedeelte uit het artikel: Opwekking in de kerk - Verlangen van puritanisme én pinksterbeweging)

Om de theologie en geschriften van een bepaalde auteur te verstaan is het nuttig om deze persoon te plaatsen binnen de context van zijn tijd en omstandigheden. Wat is zijn afkomst? Waar heeft hij gestudeerd? Met wie heeft hij contacten gehad? Hoe was het geestelijke en theologische klimaat in zijn tijd? Op deze vragen hoop ik een antwoord te geven. Tenslotte zal ik deze levensbeschrijving afsluiten door Andrew Murray’s blijvende invloed en betekenis weer te geven. De biografische gegevens in deze levensbeschrijving zijn hoofdzakelijk ontleend aan de bekendste biografie van de hand van J. du Plessis, getiteld: “Het leven van Andrew Murray” (1920).

1.1. Afkomst en opleiding
Andrew Murray is van internationale afkomst. De moeder van Andrew Murray heette Maria Susanna Stegmann en was van Frans-Hugenoten afkomst. Zijn vader Andrew Murray Sr. (1796-1866) kwam uit Schotland. Andrews vader was in 1822 naar Zuid-Afrika gekomen om in Graaff Reinet in de Kaap-provincie als eerste Schotse predikant de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid Afrika te gaan dienen. Tot 1866 werkte hij in deze gemeente. In de pastorie kwamen geregeld zendelingen op bezoek. Deze zendelingen waren gedreven om zielen te winnen voor Christus. Dat raakte het hart van Andrew Murray Sr. Hij worstelde tevens met de doodsheid van zijn gemeente en daarom verlangde hij hartstochtelijk naar een geestelijke opwekking. Elke vrijdagavond besteedde hij aan gebed om herleving. Tevens las hij dan aan zijn vrouw en kinderen getuigenissen voor over opwekkingen. In totaal kreeg de beide ouders elf kinderen. De kinderen kregen een strenge en godvruchtige opvoeding. Murray Sr. stelde geregeld ernstige vragen aan zijn kinderen, zoals: “Lieveling, heb je je hart reeds aan Jezus gegeven?” of op hun verjaardag: “Dit is je verjaardag; ben je wedergeboren?”[1]       

Andrew Murray werd geboren te Graaff Reinet op 9 mei 1828 als tweede zoon in het gezin. Hij overleed op 18 januari 1917 te Wellington in de Kaap-provincie. Van Andrew’s jeugd is weinig bekend.[2] Andrew trok gezamenlijk op met zijn oudere broer John. Zij waren dikke vrienden. Andrew was een uitbundige en levenslustige jongen, minder bedaard en leergraag dan zijn broer John. Hij was vlug in zijn denken en spreken en begaafd met een stalen geheugen.[3] Voor een gedegen studie konden de beiden broers echter niet in Zuid-Afrika terecht. Daarom stuurde vader Murray in juli 1838 zijn zoons John en Andrew naar Schotland. Tijdens hun zevenjarige verblijf in Schotland (1838-1845) waren zij ooggetuige van een geestelijke opwekking, teweeggebracht door de preken van William Chalmers Burns (1815-1868), een vriend van Robert Murray M’Cheyne. Regelmatig correspondeerde hij met John en Andrew. Hij smeekte in deze brieven dat beide broers hun hart aan Christus zouden overgeven.[4] William Burns heeft veel geestelijke invloed uitgeoefend op Andrew. Zijn plechtige voorkomen en krachtige prediking brachten Andrew in een eerste persoonlijke crisis met betrekking tot zijn geestelijke leven. Jaren later heeft Murray zelf de grote invloed, die William Burns op hem gehad heeft, in herinnering geroepen. Hij bestempelde Burns als een man die letterlijk door de Heilige Geest geleid werd en van wie hij het rechte begrip van hoe een predikant behoort te zijn, geleerd heeft.[5] Du Plessis is zelfs de mening toegedaan dat Andrew Murray in zijn vurige preekstijl blijk gegeven heeft van de invloed die Burns op zijn jonge gemoed gemaakt heeft.[6]  

In 1845 hebben John en Andrew aan het Marischal College hun graad Masters of Arts behaald. Daarna wilden beide broers graag in Nederland theologie gaan studeren. Ze schreven hun vader een brief hierover en hij gaf daarvoor toestemming.

Wel waarschuwde Murray Sr. zijn beide zoons met de volgende woorden: “Er is één gevaar waaraan u de omgang met anderen blootstellen zal, en dat is het gebruik van Schiedammer (alias Jenever) en het roken van tabak of sigaren. Weerstaat toch deze beide afschuwelijke gebruiken”.[7] Van 1845 tot 1848 studeerden John en Andrew aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Hun verblijf in Nederland hebben ze niet tijdverspillend doorgebracht. Zij werden lid van het opgerichte studentengezelschap Secor Dabar. Dit dispuut stond onder invloed van het Réveil. Secor Dabar was een vereniging tot ‘bevordering van de studie der onderwerpen, welke vereist zijn voor de roeping van het predikambt in de geest van de door hen gevoelde religieuze opwekking, het Reveil’.[8] Op de universiteit haalden deze sobere en piëtistische studenten al snel de spot van hun medestudenten op de hals. Het gezelschap werd laatdunkend de ‘Bid-club’ en ‘Chocolade-club’ genoemd.[9] Deze laatste spotnaam kreeg de studentenclub, omdat ze tijdens vergaderingen zichzelf geen studentikoze nabroodjes veroorloofden of wijn en andere sterke drank schonken. Ze dronken alleen chocolademelk en aten brood van een protestantse  bakker. De broers ontmoetten binnen het genootschap Secor Dabar en bij andere gelegenheden en samenkomsten daarbuiten belangrijke vertegenwoordigers van het Réveil, zoals Bilderdijk, Da Costa, Capadose en Beets. Ze hadden nauw contact met hen.[10]

Omdat tijdens hun studententijd een blijvende invloed van het Réveil is uitgegaan op de beide Murray’s willen we nog enkele opmerkingen hierover maken. In de eerste helft van de negentiende eeuw vonden, ongeveer gelijktijdig in verschillende Europese landen, geestelijke opwekkingsbewegingen plaats, die met de gemeenschappelijke benaming Réveil worden aangeduid. Gemeenschappelijk kenmerk was een besliste afkeer van, en reactie tegen het rationalisme van de Verlichting.[11] De nadruk binnen het Réveil lag op de waarachtige beleving van het geloof in de praktijk van het dagelijkse leven. De leiders hebben niet onverschillig  gestaan tegenover het gereformeerde dogma en de zuiverheid van het geloofsleer. Het Réveil wilde in de eerste plaats een herleving of ontwaking van het geestelijke leven najagen als een reactie op de doodsheid op godsdienstig gebied.[12] Binnen het piëtisme van het Réveil zijn methodistische tendensen te vinden.[13] De sterke nadruk, die John Wesley de op heiligmaking legde, vinden we ook in het Réveil. Kluit schrijft: “Het Réveil wilde de mens hervormen, bekeren, zij wilden door de bekering ziende worden. Ziende, om te leven als luisterende en gehoorzame kinderen van God, als volgelingen van Jezus Christus, die hun steeds nabij was. Zij zagen op God en Jezus Christus en daardoor op de naasten. Zij wilden in een toegewijd leven, geleid door de Heilige Geest, leven voor Gods aangezicht”.[14] Dit gedachtegoed komt in het werk van Andrew Murray volledig terug. Zijn lidmaatschap van Secor Dabar en zijn nauwe contacten met vertegenwoordigers van het Réveil hebben veel voor Murray betekend. Deze aanraking met het gedachtegoed van het Réveil heeft op Murray meer invloed uitgeoefend dan hij van het Utrechtse theologische onderwijs heeft ondergaan.[15] De strijd tegen de tijdgeest van kil rationalisme en gezapige orthodoxie zouden John en Andrew later in Zuid-Afrika zelf voortzetten.

Du Plessis wijst op de treffende overéénkomst tussen Secor Dabar en de ‘Holy Club’, die meer dan een eeuw daarvoor samenkwam te Londen.[16] Van deze ‘Holy Club’ maakten de bekende methodistische opwekkingspredikers John en Charles Wesley onderdeel uit. De activiteiten, levensernst en toewijding van studentengezelschap Secor Dabar en de zendingsliefde van ‘Elthetho’ zijn enigszins vergelijkbaar met de methodistische ‘Holy Club’.

De Methodistische invloed is later duidelijk waar te nemen in de geschriften van Andrew Murray. Hij was heel goed bekend met de leerstellingen van het Methodisme.[17] Hij heeft in zijn persoonlijke aantekeningen melding gemaakt dat hij veel van Wesley geleerd heeft. Murray zoekt de oplossing voor de geestelijke toestand binnen de kerk in wat hij noemt “een herleving van heiligheid” en hij verwijst dan naar het Methodisme als voorbeeld van zo’n herleving.[18]

In hun vrije tijd waren zij verder ijverig in liefdadigheidswerk, zondagsschoolwerk en Evangelieverspreiding. In 1846 kwam uit het midden van Secor Dabar de zendingskring ‘Elthetho’ voort. De aanleiding tot oprichting van deze kring is voor een groot deel te danken aan John en Andrew Murray.[19] Twee keer per maand kwam deze kring samen om te bidden. Er werd dan met elkaar gebeden om “de uitstorting van Gods Geest op de wereld”. Tevens werden nauwkeurig alle zendingsberichten bijgehouden.

Tenslotte is het nog vermeldenswaardig dat Murray in zijn Nederlandse periode op zeventienjarige leeftijd een grote verandering onderging, die hijzelf zijn wedergeboorte of bekering noemde. Tijd en plaats kon hij precies aanwijzen. Hij heeft zijn bekering omschreven als “een bewuste en algehele overgave aan Christus”.[20] Hij schrijft hierover in een brief (14 november 1845) aan zijn ouders: “Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie. Lange tijd werd ik verontrust door het denkbeeld dat ik een diep gevoel van zonde moest hebben alvorens ik tot bekering komen kon; en ofschoon ik niet kan getuigen dat ik iets heb van dat diepe, bijzondere inzicht in de schuld der zonde, dat velen schijnen te bezitten, zo vertrouw ik nochtans, en op ’t ogenblik gevoel ik alsof ik zeggen kan, ik ben er zeker van dat ik ertoe gebracht ben om mij als zondaar op Christus te werpen”.[21]

 1.2. Andrew Murray als predikant
Bij de terugkeer van John en Andrew werd Andrew de eerste vaste predikant onder de voortrekkers (de boeren) met als standplaats Bloemfontein. Deze pionierstaak in een uitgestrekt gebied vervulde hij van 1850-1860. Op 2 juli 1856 trad hij in het huwelijk met Emma Rutherford, die dochter van een invloedrijke Kaapse koopman.[22] Eind 1859 kreeg hij een beroep van de gemeente Worcester in de Kaapprovincie, dat hij aannam. Murray vond dat er onder invloed van het Rationalisme en het Modernisme veel te oppervlakkig over de zonden en veel te lichtzinnig over de heiliging werd gedacht. Mede daarom organiseert hij in zijn gemeente interkerkelijke conferenties. Tijdens een conferentie over ‘Zending en Opwekking’ (1860) kwam de geestelijke opwekking, waar diverse gemeenteleden binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk van Worcester en omgeving al tientallen jaren om hadden gebeden. Één van de kenmerken van deze opwekking was het feit dat een nieuwe uitstorting van de Heilige Geest en een machtige herleving van het godsdienstige leven als een besliste mogelijkheid werd gezien.[23] Murray speelde een leidende rol tijdens deze opwekking, die ook gepaard ging met grootschalige wanordelijkheid.[24] Hij keek hier aanvankelijk negatief tegen aan, maar zag ook dat velen in deze tijd tot geloof en bekering en tot geestelijke verdieping en vernieuwing kwamen. Ten dienste van hen, die door de opwekking gezegend waren, schreef hij het boekje Blijf in Jezus.[25]  

Murray’s leiding, invloed en betekenis met betrekking tot het fenomeen “geestelijke opwekking” was geenszins beperkt tot Zuid-Afrika. Door zijn veelvuldige publicaties in verschillende talen en door het bijwonen en optreden bij talrijke herlevingconferenties heeft hij wereldwijde bekendheid gekregen. Deze wereldwijde bekendheid is ook gekomen door de contacten die zijn ontstaan tussen Murray en één van de bekendste opwekkingspredikers D.L. Moody (1837-1899) uit de Verenigde Staten. Moody was een tijdgenoot van Murray en één van de leidersfiguren van de zogenaamde Holiness Movement.[26] Een wisselwerking tussen beide mannen ontstond. Deze wederzijdse contacten hebben een beduidende invloed van Moody in de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika tot gevolg gehad.[27] In Engeland heeft de Holiness Movement de bekende Keswick conferenties georganiseerd, waarvan de eerste juni 1875 heeft plaatsgevonden. Andrew Murray werd ook één van de leidende figuren bij Keswick. Hij was ten volle overtuigd dat hetgeen aldaar geleerd werd geheel in overéénstemming met de Schrift was. De Gereformeerde leer en belijdenis was voor Murray niet doorslaggevend. Hij had een verdraagzame houding, zodat samenwerking met de Holiness Movement en Keswick-conferenties geen enkel probleem voor hem was.[28]

In 1862 werd Andrew Murray op vierendertig jarige leeftijd gekozen tot voorzitter van de synode van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika. In 1864 nam Murray een beroep naar Kaapstad aan. Tijdens deze ambtsbediening in de hoofdstad werd hij verwikkeld in een theologische strijd tegen de vrijzinnigheid over de menselijke vrije wil. In zijn Kaapstadse periode hield hij lezingen over Het Moderne Ongeloof.[29] In 1871 vetrok Murray, tot veler verbazing, naar Wellington.[30] Deze plattelandsgemeente telde slechts vierduizend inwoners. Uit het drukke leven in de stad vetrok hij naar het stille plattelandsleven. Hier ging aandacht geven aan het opleiden van jongens en meisjes. Kweek- en zondagsscholen werden opgericht en ouders werden opgeroepen om hun kinderen te inspireren voor zendingswerk. In 1873 stichtte hij een seminarie tot opleiding van meisjes voor het vormingswerk. In 1877 kwam er een Opleidingsinstituut voor jongens. Binnen dit instituut konden jongens worden opgeleid tot zendeling of onderwijzer. Bij alle activiteiten had Murray altijd het volgende voor ogen: het bevorderen van het geestelijke leven en het leven van de heiligmaking in de praktijk van elke dag. Ter bevordering van het geestelijk leven ging Murray in Wellington ook jaarlijks herlevingconferenties organiseren, die later bekend zouden worden als de ‘South African Keswick’ conferenties, omdat ze qua opzet leken op de Keswick-conferenties in Engeland. In 1884 vond er ook in Wellington een opwekking plaats.

Door een keelaandoening raakte hij eind 1879 voor twee jaar zijn stem kwijt. Hierdoor ging Murray zich verdiepen in geloofsgenezing.[31] In huize Bethsan, een instituut voor geloofsgenezing in Londen, werd hij in de weg van geloof en gebed volkomen genezen. In 1905 stierf zijn vrouw en een jaar later aanvaarde Murray, na bijna 60 dienstjaren, zijn emeritaat. Hierna ging hij zich toeleggen op meditatie en gebed en de publicatie van een groot aantal geschriften. De laatste levensjaren was hij helemaal doof. Op 18 januari 1917 ontsliep hij op achtentachtig jarige leeftijd.[32] Zijn laatste woorden sprak hij richting zijn dochter Annie: ‘Heb geloof in God, mijn kind. Twijfel niet aan Hem. God is waard dat je Hem vertrouwt’. Hij werd begraven op het kerkhof vlakbij de Nederduits Gereformeerde Kerk te Wellington.  

Tijdens zijn studententijd en predikantschap heeft Andrew Murray veel gelezen. Hij had een brede interesse in het lezen van boeken.[33] Hij las bijvoorbeeld regelmatig zendingsbiografieën uit de negentiende eeuwse zendingssfeer. Zo bestudeerde hij de levens van William Williams, David Brainerd, William Burns, Andrew Bonar, George Müller, D.L. Moody en Hudson Taylor.[34] Murray had ook interesse in opvoedkundige werken. Verder treffen wij bij Murray een levende belangstelling aan voor de bekende zendingsman Nikolaus Ludwig graaf von Zinzendorf (1700-1760) en de Moravische Broeders.[35] Bovenal moet in dit bestek genoemd worden, dat Murray zich intensief verdiept heeft in de werken van een aantal mystieke schrijvers.[36] Hij voelde zich ontegenzeggelijk bij hen thuis. Het huis waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht werd door hem veelzeggend ‘Clairvaux’ genoemd, met een toespeling op een van zijn geliefde auteurs uit de middeleeuwen, Bernard van Clairvaux. Een schrijver die een betoverende invloed op hem uitoefende was William Law (1686-1761).[37] Murray heeft zelfs een boek uitgegeven dat geheel bestaat uit uittreksels van William Law.[38] De invloed van Law is te merken in diverse geschriften van Murray. Bijvoorbeeld op de wijze waarop de vereniging met Christus bij hem functioneert.[39] Verder zien we dat William Law’s pleidooi voor een warmer en bevindelijker geestelijk leven door Murray wordt overgenomen. Law was van mening dat veel kerkmensen op een veel te koude en lauwe wijze christen waren. Het is onmogelijk om in dit kader uitgebreid op de mystiek in te gaan. Toch moet ik met andere auteurs concluderen dat Andrew Murray een mysticus is geweest.[40]  

1.3. Het theologisch - geestelijke klimaat
In deze paragraaf wordt het theologisch - geestelijke klimaat van het einde van de achttiende eeuw en de negentiende eeuw verkend. De boodschap van Andrew Murray moeten we plaatsen in de context van zijn tijd. Daarom moeten we ons afvragen binnen welk theologisch  – geestelijk klimaat Murray zijn werk heeft gedaan. Met welk verlangen, met welke intentie en doelstelling bracht hij eigenlijk zijn boodschap?

Volgens Murray was de kerk in verval. De kerkmensen leefden geestelijk ‘onder de maat’. Zijn zorgen en nood heeft hij duidelijk beschreven in een voorwoord op zijn boek De Geest van Christus (1888). We willen hem zelf aan het woord laten: “De gelovigen uit de oude tijd ontmoetten God, kenden Hem en wandelden met Hem. Zij waren zich er zeer sterk van bewust dat ze contact hadden met God in de hemel, en door het geloof bezaten zij de zekerheid dat hun leven Hem welgevallig was. (…) Dat er slechts weinig christenen zijn voor wie dit wandelen met God een levende werkelijkheid is, zal niemand ontkennen. Ook valt niet te betwisten wat de oorzaak van dit gebrek is. In onze prediking en in onze handel en wandel neemt Hij niet de belangrijkste plaats in. Terwijl onze belijdenis met betrekking tot de Heilige Geest rechtzinnig en schriftuurlijk is, is Zijn tegenwoordigheid en kracht in het leven van de gelovigen, in de bediening van het Woord, in het getuigenis van de Gemeente tegenover de wereld, niet volgens de belofte van het Woord, of de vereiste van Gods plan. Velen zijn zich van deze grote nood bewust en zoeken ernstig naar Gods bedoeling in deze, en naar de weg om hieruit verlost te worden. Sommigen beseffen dat hun eigen leven niet is, wat het zou moeten en kunnen zijn. (…) Zij kenden en eerden de inwonende Geest niet als de sterkte van hun leven, als de kracht van hun geloof, om hen voor altijd te doen zien op Jezus. (…) Zij zijn niet in aanraking geweest met opwekkingen en bijeenkomsten; het onderricht dat zij krijgen is niet bijzonder nuttig met betrekking tot hun algehele heiliging, en hun omgeving werkt niet gunstig op de groei van hun geestelijk leven”.[41]

Deze analyse en noodkreet komen we niet alleen bij Andrew Murray in de 19e eeuw tegen, maar is ook al waar te nemen in de achttiende eeuw. De 18e eeuw was ook een eeuw van doodsheid en koudheid en werd gekenmerkt door traagheid, slapheid, halfslachtigheid en geloofsinzinking.[42] Temidden van dit geestelijke en kerkelijke klimaat ontstonden de zogenaamde opwekkingsbewegingen. Er stonden mannen op, die verlangden naar een geestelijke herleving en een warmer persoonlijk godsdienstig leven. We denken dan aan het piëtisme te Duitsland (Spener en Francke) en het methodisme te Engeland (Wesley en Whitefield) en het revivalisme te Amerika (Edwards). In West- en Midden Europa is aan het eind van de 18e eeuw en aan het begin van de 19e eeuw een geestelijke opwekking ontstaan, het reeds eerder genoemde Réveil. Deze opwekkingen hebben zich voltrokken als reactie op het deïstisch rationalisme en als verzet tegen een al te star dogmatisch confessionalisme.[43]

Zoals al reeds is aangegeven zag Murray reikhalzend uit naar verdieping en vernieuwing van het geestelijke leven in de kerken van zijn tijd. Hij zocht naar antwoorden op zijn vragen met betrekking tot het verval van de kerk. Zijn antwoord had een ander accent dan de eerder genoemde bewegingen met hun leiders. Aan theologie en rechtzinnigheid was volgens hem geen gebrek, maar het ontbrak volgens hem de gelovigen aan ‘Kracht uit de hoge’ en de ‘zalving van Gods Geest’. Er was een groot gemis aan innerlijke geestelijke kracht. Murray was bang dat de predikanten van de Nederduits Gereformeerde Kerk, de kerkenraden en de hoogleraren in de theologie niet ten volle doordrongen waren van de verheven ereplaats die de Heilige Geest behoort te hebben in de Gemeente.[44] De machtige werkingen van Gods Geest zouden meer openbaar worden, wanneer dit zou veranderen. Hij verlangde er naar dat de gelovigen persoonlijk meer leerden verstaan van de inwoning van de Heilige Geest. Het was Murray’s overtuiging dat de Reformatie in de zestiende eeuw niet ver genoeg gegaan is in de uitéénzetting van de leer over de Heilige Geest.[45]

De gelovigen weten nog wel dat Christus voor hen plaatsvervangend gestorven is, maar weten niet “dat Christus Zijn troon bestegen heeft om in Zijn discipelen door de kracht van de Heilige Geest het opstandingsleven of overwinningsleven uit te werken. Door het ontbreken van het overwinningsleven leven tienduizenden kinderen Gods een eindeloos leven van vallen en opstaan”.[46] Dit is volgens hem de oorzaak van het verval van de kerk. Murray schrijft: “Moge God onder onze theologen er velen doen opstaan die hun leven eraan wijden om Gods Heilige Geest tot volle erkenning te doen komen in het leven van de gelovigen, in de dienst van het Woord met mond en pen, en in al het werk dat in Zijn Gemeente wordt verricht”.[47]

1.4. Zijn invloed en betekenis
Andrew Murray is in zijn eigen land een sleutelfiguur geweest in de geschiedenis van de heiligingsbeweging.[48] Ook internationaal was en is zijn invloed aanzienlijk groot geworden. Hij heeft veel arbeid verricht, waaronder veel gesproken en zeer veel boeken geschreven. Om diverse redenen heeft hij dus grote betekenis gehad en gekregen. We willen hier een overzicht daarvan geven.

In de eerste plaats heeft Murray grote betekenis gekregen als predikant en kerkelijk leider.[49] Murray was een toegewijd predikant, een echte herder en leraar. Tussen zijn eerste preek op vaderlandse bodem over 1 Korinthe 1:23 ‘Wij prediken Christus de gekruisigde’ in de Grote Kerk te Kaapstad (1848) en zijn laatste preek of toespraak enkele jaren voor zijn sterven heeft hij duizenden malen het Goddelijke Woord bediend! Op één van deze rondreizen in Zuid-Afrika preekte hij in twaalf dagen zelfs achtentwintig keer.[50] Murray was echter niet alleen een leraar, maar ook een echte herder. Hij besteedde veel tijd aan zielzorg en persoonlijke gesprekken. Zo kregen de nieuwe lidmaten met hun predikant een diepgaand gesprek van vier tot vijf uur, waarin hij helderheid wilde krijgen over hun motieven om geloofsbelijdenis te doen. Ook moeten wij de betekenis van Murray als kerkelijk leider niet uitvlakken. Vanaf zijn 34e levensjaar is hij maar liefst veertig jaar voorzitter van de synode van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika geweest.[51] Hij bezat natuurlijk leiderschap, gecombineerd met een krachtig geheugen en gloedvol initiatief. Door zijn irenisch optreden is er veel tweedracht en onderlinge twist voorkomen.  

In de tweede plaats heeft Murray grote invloed uitgeoefend op de opvoeding in Zuid-Afrika.[52] Murray had zelf tien kinderen en daarbij ook nog ‘geadopteerde’ kinderen. Vader Murray hield van kinderen en was een lichtend voorbeeld voor hen. Hij was vooral een biddende vader. Omdat hij zelf een groot gezin gehad, wist als geen ander dat christelijke opvoeding van levensbelang is. Kinderen hebben Jezus nodig. Niet voor niets is daarom zijn eerste boek getiteld: “Jezus de Kindervriend”. Hij hield bij de Heilige Doop richting de ouders indringende dooptoespraken. Hij schreef boeken over de opvoeding. Tenslotte stichtte hij diverse scholen en allerlei liefdadigheidsinstellingen.

In de derde plaats kan zijn betekenis als zendingsman niet onder stoelen of banken gestoken worden.[53] Murray had een passie voor zending en evangelisatie. Tientallen jongeren heeft hij gemotiveerd de zending in te gaan. Hij richtte verschillende zendingsorganisaties op en gaf hier leiding aan. Hij schreef boeken over de altijd blijvende zendingsopdracht. Heel bekend is zijn boekje geworden De sleutel tot het zendingsvraagstuk (1901). Volgens Murray is het geheim van alle zending en evangelisatie het gebed: ‘Bidden is het leven van de zending. Voortdurend en gelovig bidden is het geheim van de leven gevende kracht en de vruchtbaarheid van het zendingswerk. De God van de zending is de God van het gebed’.

In de vierde plaats heeft Andrew Murray als opwekkingsprediker en conferentieleider veel invloed uitgeoefend.[54] Murray heeft zelf diverse keren opwekking meegemaakt in zijn eigen gemeenten. Hij wist uit eigen ervaring wat geestelijke opwekking en herleving inhield. Hij was ervan overtuigd dat zijn gemeente, kerkverband en eigen land hetzelfde nodig had. Hij benadrukte in woord en geschrift dat geestelijke opwekking nauw verbonden is met verdieping en vernieuwing van het persoonlijk geestelijk leven. Hij stond open voor opwekking. Hij verlangde naar opwekking. Hij bad om opwekking. Hij sprak regelmatig over deze onderwerpen in binnenland en buitenland. Van 1879 tot 1904 maakte Andrew Murray veel evangelisatiereizen door geheel Zuid-Afrika. In het buitenland sprak hij o.a.  in Amerika, Engeland (Keswick), Nederland en Zwitserland. Hij sprak dan met name over allerlei thema’s rondom opwekking en heiligmaking, zoals: het gekruisigde leven, algehele overgave, het overwinningsleven, de inwoning van de Heilige Geest, de vervulling met de Heilige Geest, blijven in Christus en het volheidsleven in Christus.

In de vijfde plaats is Andrew Murray van grote betekenis geworden als schrijver.[55] Een aantal titels heb ik in dit hoofdstuk al genoemd. Murray’s schrijven hield nauw verband met zijn pastoraal werk en had de doelstelling praktische hulp te verlenen aan zijn gemeenteleden. Murray liet circa 240 geschriften na, waarvan vele geschriften in zo’n vijftien talen werden uitgegeven. De meest bekende publicaties zijn voornamelijk te verkrijgen in het Engels, Afrikaans en het Nederlands. Zijn schrijftrant is zwak; er zijn nog wel eens stijlfouten op te merken. Ook vandaag worden zijn werken herdrukt en met veel stichting en zegen gelezen. Du Plessis schrijft: “Het is geheel onmogelijk de zegen te beschrijven, welke de tienduizenden, en zelfs de honderdduizenden, die Ds. Murray’s boeken gekocht, en vermoedelijk ook gelezen hebben, uit het lezen daarvan ondervonden hebben”.[56]

Door: Arjan Baan

[1] J. du Plessis, Het leven van Andrew Murray, 37

[2] J. du Plessis, a.w., 32

[3] J. du Plessis, a.w., 37

[4] J. du Plessis, a.w., 47

[5] C.F.C. Coetzee, Die werk van die Heilige Gees in die teologiese denke van Andrew Murray, 14

[6]  J. du Plessis, a.w., 47

[7] J. du Plessis, a.w. 60

[8] M.E. Kluit, Het Protestantse Réveil en daarbuiten (1815-1865), 461

[9] M.E. Kluit, a.w., 461

[10] C.F.C. Coetzee, a.w., 27

[11] A.J. Rasker, De Nederlands Hervormde Kerk vanaf 1795, 71

[12] C.F.C. Coetzee, a.w., 25

[13] M.E. Kluit, a.w., 242

[14] M.E. Kluit, a.w., 242

[15] J.W. Maris, Andrew Murray, profiel van zijn opwekkingstheologie, 8

[16] J. du Plessis, a.w., 66-67

[17] C.F.C. Coetzee, a.w., 24

[18] A. Murray,  De geestelijke toestand der kerk, 68

[19] M.E. Kluit, a.w., 461

[20] J. du Plessis, a.w., 69

[21] J. du Plessis, a.w., 70

[22] Uit hun huwelijk werden tien kinderen geboren.

[23] J. du Plessis, a.w., 204

[24] C.F.C. Coetzee, a.w., 15

[25] B.J.K. Anderssen, ’n Kritiese ontleding van die soteriologische teologie van Andrew Murray, 3

[26] C.F.C. Coetzee, a.w., 17

[27] J.W. Maris, a.w., 10

[28] C.F.C. Coetzee, a.w., 19

[29] J. du Plessis, a.w., 255

[30] J. du Plessis, a.w., 271-295

[31] J. du Plessis, a.w., 339-364

[32] J. du Plessis, a.w., 519

[33] Zijn bibliotheek bevatte een groot aantal werken van William Law, en geschriften van en over mystieke schrijvers als Bernard van Clairvaux, Thomas a Kempis, Tauler, Van Ruysbroeck, Tersteegen, Jacob Böhme, Madame Guyon en George Fox. Schrijvers die ook wel door Murray geciteerd worden zijn o.a. Saphir, Goodwin, Godet, Alford, Bowen, Smeaton, Steinhofer, Beck, Stockmaier, Witsius en Marshall.

[34] J. du Plessis, a.w., 489

[35] J. du Plessis, a.w., 491

[36] J.W. Maris, a.w., 11

[37] J. du Plessis, a.w., 460

[38] J.W. Maris, a.w., 12

[39] Bij Murray is er echter geen sprake van een zodanige mystieke vereniging met Christus in liefde dat daarbij het ‘geloof’ wegvalt. Ook is er bij hem geen sprake van een werking van de Heilige Geest waarbij het Woord en de verkondiging overbodig wordt. Zie over Murray’s omgang met mystieken J. du Plesis, a.w., 460-470 en J.W. Maris, a.w., 11-14.

[40] C.F.C. Coetzee, a.w., 28

[41] A. Murray, De Geest van Christus, 5-6

[42] C.F.C. Coetzee, a.w., 19

[43] K. Exalto, Kerkgeschiedenis, 154

[44] A. Murray, a.w., 7-8

[45] C.F.C. Coetzee, a.w., 32

[46] A. Murray, a.w., 6

[47] A. Murray, a.w., 9

[48] J.W. Maris, Geloof en ervaring, 111

[49] J. du Plessis, a.w., 365-384

[50] A. Murray, Wees mij genadig, 12

[51] B.J.K. Anderssen, a.w., 3

[52] J. du Plessis, a.w., 406-424

[53] J. du Plessis, a.w., 385-404

[54] J. du Plessis, a.w., 446-470

[55] J. du Plessis, a.w., 471-493

[56] J. du Plessis, a.w., 483

344